Het eiland van Monsieur P.
Door: Roger
Blijf op de hoogte en volg Roger en Ivich
06 Augustus 2021 | Frankrijk, Île d'Yeu
In de nacht van 18 op 19 februari 1973 vond er op Île d’Yeu, met 26 kilometer uit de Franse kust het verst liggende Franse eiland in de Atlantique, een grafroof plaats van de kist met het lijk van maarschalk Philippe Pétain, de Franse oorlogsheld van Verdun in de Eerste Wereldoorlog en collaborateur van het Vichy-régime in de Tweede. Dat laatste leverde hem in 1945 op 89-jarige leeftijd een levenslange gevangenisstraf op Île d’Yeu op. Op dat ‘Franse Alcatraz’ stierf hij ook in 1951. 22 jaar later, in 1973, was het de bedoeling geweest om zijn stoffelijke resten te herbegraven in Douaumont, nabij Verdun, tussen de resten van zijn manschappen uit La Grande Guerre. De operatie strandde echter in Parijs, waar de kist door de politie in een garagebox werd teruggevonden. Een dag later werd Pétain weer bijgezet bij zijn oorspronkelijke graf op het eiland.
Dit bizarre verhaal had ons op het spoor gebracht van Île d’Yeu. Vanuit Fromentine vertrokken er ferries die je in 40 minuten naar het eiland brachten. Maar eenmaal aangekomen bij de vertrekhal hoorden we dat er vanwege een sterke wind op zee beperkte vaart was. Bovendien was de boot van 17:30 al volgeboekt, waardoor we ’s avonds pas konden vertrekken. We lieten onze namen noteren (voor het geval van eventuele annuleringen) en brachten de rest van de dag door op het strand van Fromentine. Totdat we er rond 17:00 uur achter kwamen dat er tóch nog plaats was op de vertrekkende boot. We pakten onze koffers uit de auto (die achterbleef in Fromentine) en renden de vertrekhal in. Nog nét op tijd om een plaatsje te bemachtigen in de catamaran. De tocht over zee was inderdaad nogal onstuimig. Golven van vijf meter klapten over de boeg heen en veel mensen zaten met een kotszakje stilletjes voor zich uit te staren. Zo ook Ivelien die uiteindelijk naar het toilet moest om over te geven. Net toen Roger al het braaksel met water aan het wegspoelen was, kwamen we aan in het pittoreske haventje van Port-Joinville.
We namen onze intrek in het enige hotel waarvoor nog kamers beschikbaar waren geweest: Hotel Les Voyageurs, centraal trefpunt in de haven. Wat we tijdens het reserveren nog niet wisten was dat vanuit dit hotel de grafroof in 1973 was georganiseerd en dat de vrouw van Pétain hier een kamer had gehuurd tijdens de hechtenis van haar man. Maar van die geschiedenis wilde de huidige eigenaar helemaal niets van weten. Toen Roger hem er de volgende ochtend zo argeloos mogelijk naar vroeg was ‘cést une histoire de l’ancien propriétaire’ de enige korte mededeling. Aan de achterkant van het hotel was Musée Historial gevestigd, een privémuseum over het leven van Pétain. Gedurende onze dagen op het eiland bleven de luiken van dit pro-Pétain-museum hermetisch gesloten. Ook het huis waar Pétain was gestorven (vanwege ziekte mocht hij de gevangenis op het laatst verlaten) stond in de toeristenfolder slechts met klein nummertje aangegeven. In het fort waar hij gevangen had gezeten huisde een lokaal radiostation en er hingen wat informatieborden over de internering van Oostenrijks-Hongaarse soldaten ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Maar verder was het complex compleet verlaten. En op de begraafplaats van Port-Joinville lag Pétains grote witmarmeren graf verscholen achter twee grote struiken. Zo was Monsieur P. overal aanwezig op Île dÝeu, maar werd er nergens over hem gesproken.
Nadat we fietsen hadden gehuurd, een must op dit autoluwe eiland, kwamen we erachter dat Île d’Yeu nog veel meer redenen had om het te bezoeken. Aan de oostkant vonden we prachtige brede en verlaten Normandische baaitjes en stranden. Hoge golven rolden onafgebroken aan op de kust. We genoten van het strandleven en fietsten we over schelpenpaden langs snoezige witte huisjes met hemelsblauwe luiken. Louis de Funès uit Le Gendarme kon hier ieder moment in zijn Citroën Méhari tevoorschijn komen. De westkant van het eiland was veel ruwer, met Bretonse rotskusten waar de zee tegenaan beukte. Vanwege deze ruwe zee, en vanwege Duitse torpedo’s in beide Wereldoorlogen, hadden honderden schepen bij de oostpunt van het eiland schipbreuk geleden. Toen we daar in de buurt moesten schuilen voor een plotselinge zomerbui, vonden we een boom in het verlengde van de pas gerenoveerde vakantiewoning van Koning Filip en Koningin Mathilde van België. Hun fietsen stonden nog op het kiezelpad. De Van Saksen-Coburgjes waren dus gewoon thuis. Even kwam een prinsesje polshoogte nemen om te kijken wat we daar in de bosjes aan het doen waren. De terugkomende zon maakte een einde aan ons ‘koninklijk bezoek’.
Île d’Yeu was een eilandje zonder hoogbouw (behalve ons hotel), auto’s (behalve koektrommeltjes zoals Deux Chevauxtjes en Citroëns Méhari) en buitenlandse toeristen (behalve wij zelf). Op zondag zagen we grote Parijse families aan lange tafels uitgebreid lunchen. In de levendige Crèperie Martin in Port-Joinville aten we heerlijke coquillages. Kortom: toen we maandagavond weer op de boot naar het vasteland zaten, wisten we dat dit zeker niet de laatste keer was dat we dit paradijsje in de Atlantique bezocht hadden.
-
12 September 2021 - 15:52
Ed Hoffman:
Voorgelezen in kamer 22 van hotel Figo in Zuid Tirol in Bonzano na een lange beschaduwde wandeling langs de Talvera en onder het genot van een Campari genoten! Om 15.52 uur.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley